Minder gekend: de heerlijke Fideuà: volgens vele verhalen zou dit afkomstig zijn uit het dorpje Gandia, nabij Valencia. Tijdens het vissen op zee wilden de vissers graag paella maken, maar hadden geen rijst bij zich. Ze kozen er toen voor om te gaan experimenteren met lange dunne pasta die ze bij zich hadden.
Ik gebruik voor het gerecht de fideuà negra, gekleurd met de inkt van inktvissen. In een Staubschotel laat ik eerst de gerookte look met sjalot sueren. Daarna voeg ik wat blokjes chorizo toe die ik krokant aanbak. Vervolgens kan de fideuà ook de schotel in en mee aangebakken worden. Het geheel wordt nadien overgoten met visfumet en wat groentebouillon. De fideuà kan nu rustig garen.
Als vis zijn stukjes jonge lotte heerlijk, in combinatie met verse langoustines en wilde gamba’s. Bak de vis licht aan, met kruiding, en voeg daarna ook bij de fideuà. De langoustines worden in de pan gebakken, zonder te ontdoen van schaal. Niet te lang zodat de langoustines hun structuur toch behouden. De gamba’s worden gepeld tot aan de staart, ontdaan van darmkanaal en ook kort aangebakken. Nadien samen met de lotte onder de fideua gemend, dusdanig ze even mee garen en de smaken opnemen.
Als wijn 3 suggesties: de frisse Chianti ‘When we dance’ van Sting, de heerlijke Inzolia van het Siciliaanse huis Molino a Vento of de meer pittige Grillo van hetzelfde huis.